Stukjes glits

‘Het glinstert’, zegt het stille meisje voorzichtig en geeft de bol door.
‘Er zitten glitters in’, zegt de jongen naast haar.
‘Dat heeft zij net al gezegd!’ roept een ander meisje. ‘Je moet iets anders verzinnen.’

‘… maar glitters zijn niet hetzelfde! Iets kan ook glinsteren zonder glitters.’

‘Glitters zijn stukjes glits … en glinsteren is een doewoord’.

Glunderend kijkt hij de kring rond.
‘Ik denk dat het een glitterdráád is’, zegt de volgende jongen in de kring.
‘Ja, het glimt helemaal!’ wordt er van links aangevuld.

Samen zoeken ze naar woorden. Glinsteren, glitteren, glits, glimmen. Ze zoeken naar betekenissen, overeenkomsten en verschillen.

Wat zie, voel, ruik, hoor jij?

Vorige week heb ik met de leerlingen uit groep 5 en hun juf deze waarnemings-oefening gedaan. Wat zie, voel, ruik, hoor jij? Wat neem je waar? Het is de eerste oefening uit de AHA!-lessenreeks, waarbij naast waarneming, ook o.a. taal- en luistervaardigheden ontwikkeld worden. Deze korte oefening is vooral bedoeld om elkaar te leren kennen. Zij mij en ik hen.

Ik observeer. Staan ze open voor iets nieuws?

Zijn ze nieuwsgierig? Hebben ze energie? Zijn ze gespannen of ontspannen? Zijn ze op hun hoede of voelen ze zich veilig? Hoe is de dynamiek, het systeem in deze groep. Op dit moment?

Dat ‘leren kennen’ begint al met het vormen van een kring. Het meisje naast me aait mijn trui. Een jongen aan de overkant wisselt nog snel van plek en een andere jongen zit achterstevoren op de bank.

Als iedereen goed zit, wordt het rustig en haal ik een bol wol uit mijn tas. Ik benoem het niet. Ik leg uit dat we in stilte, met volle aandacht gaan waarnemen. De wol gaat rond en iedereen mag op zijn beurt zeggen wat hij ziet, voelt, ruikt, hoort. Wat neem je waar? ‘Laten we proberen heel goed naar elkaar te luisteren en zoveel mogelijk dingen te noemen’.

Het eerste rondje. Even wennen.

Het wachten op hun beurt is een uitdaging. Het luisteren naar elkaar ook. Ze tasten af. Wat is de bedoeling? Wat zou de juf willen horen?

Ineens hebben ze het door. Het gaat er niet om wat de juf wil horen. Het gaat om hun eigen waarneming. Geen goed of fout. Dit zie, hoor, ruik of voel ík! Zo gaan ze van ‘roze’ naar ‘zacht’. Van ‘glinsteren’ naar ‘stukjes glits’. Ze zien hoe een bol wol langzaam verandert in een kluwen draden. Ze gaan door. Onstuitbaar zijn ze!

‘En waarom ruikt het in jouw beleving naar de kermis?’

Soms vraag ik om verheldering. We willen wel mee kunnen in al die eigen gedachten en belevingen. ‘Het ruikt, denk ik, naar suikerspin’. ‘Aha.’
Er wordt driftig gesnuffeld. Na weer een rondje weten we dan ook hoe een paar moeders en de krullen van een broertje ruiken.

En dan roept ineens het stille meisje: ‘Deze wol schittert! En deze les vind ik echt schit-te-rend!’

Ilka Deltrap